project TenM.2
nieuwbouw open tweewoonst te Sint-Niklaas, 2021
tekst : Koen Bogaert
fotografie : Liesbet Goetschalckx
Als de televisiezender Canvas een film aankondigt met uitzonderlijk 4 sterren, voorspelt dat vaak geen vrolijke cinema avond. Hoewel heel artistiek en met veel emotie duwt het beeldmateriaal je wenkbrauwen anderhalf uur vermoeiend de hoogte in.  Als er dan nadien een modeshow volgt met prachtige maar ondraagbare kledij, blijf je best nog wat namijmeren alvorens te gaan slapen. Toch zijn die trendsetters inhoudelijk en vormelijk interessant omdat ze andere horizonten tonen in ons vaak alledaags bestaan. De catwalk is een wereld op zichzelf maar strooit wel kwistig met boeiende prikkels. Enkel wie zichzelf de tijd gunt om even afstand te nemen van het functionele aspect kan genieten van die prikkels. Bij het bekijken van woonomgevingen is het moeilijk om die afstand te houden want velen hebben er nood aan om de bruikbaarheid ervan te begrijpen alvorens ze de vormgeving kunnen waarderen. Herkenbare oplossingen zijn gerustellend omdat we ze snel kunnen klasseren in ons brein. 

De uitwerking van de buitenzijde van het hoofdgebouw van project TenM.2 is blijkbaar voor de meeste voorbijgangers onduidelijk en verwarrend. Hoewel hier gewerkt is met veelgebruikte gevelplaten, denken velen dat ze onafgewerkte isolatieplaten zien. De lichtgroene kleur van die elementen zijn inderdaad niet gebruikelijk maar ze werden toegepast omdat ze verwijzen naar het achterliggende fabrieksgebouw in de aanpalende industriezone. De opbouw van die platen in de puntvormige kopgevels refereert anderzijds naar de vroegere gevelvakwerken waarin we opnieuw het ambachtelijk gegeven kunnen zien. De ramen zitten diep in het gevelvlak om de dikte van deze buitenmuren stevig in de verf te zetten. De verticale gevelprofielen zorgen voor een verspringende ritmiek terwijl de horizontale tussenprofielen dienst doen als waterlijsten. Deze profielen geven ook een slankheid en fijnheid aan de grote zijvlakken van het zware volume in bruin metselwerk dat zo kenmerkend is voor onze vlaamse bouwstijl door de eeuwen heen. De gevelopeningen in de voor- en achtergevel zijn evenwel niet in die traditionele sfeer opgevat omdat het hoofdaccent hier niet bij de inkom ligt maar bij de raamopeningen van de leefruimten. 

In het bijgebouw -dat achteraan het perceel tegen het industrieterrein aanleunt- zit links een klein kunstenaarsatelier en rechts een werkhuis voor een meubelmaker in bijberoep. Het hoort bij de woning en wordt door dezelfde eigenaars gebruikt. Deze binding willen de 2 volumes graag tonen via hun éénvormig materiaalgebruik. De gevelvlakken zijn familie van de eerder vermelde kopgevels van de tweewoonst aan de straat. Niettegenstaande de werkfunctie van dit blokje, worden de gevelprofielen hier speelser verwerkt omdat de bewoners er recht op uitkijken vanuit hun woning. Vanuit hun leefkamers kunnen ze de verlichting van de werkruimten bedienen om die figuurlijke binding ook in het donker zichtbaar te houden. 

De 2 woningen hebben onderling geen letterlijke verbinding met elkaar want ze leiden elk een volledig autonoom bestaan. Ze zijn totaal verschillend van indeling en hebben geen gemeenschappelijke delen. De reden van deze verschillen is eenvoudigweg het gevolg van de optimalisatie van de planindeling. Vaak worden tweewoonsten als spiegelbeelden naast elkaar ontwikkeld maar hier werden de traphallen niet zij-aan-zij maar achter elkaar gepositioneerd wat een enorme planwinst oplevert. Ook de beide inkompartijen zijn opzettelijk anders gemaakt om de connotatie te ontlopen met de gekende stereotype voorgevel van de immo tweewoonst. Door deze afwijkende planopbouw was het dan ook makkelijk voor de bouwheren om elk hun eigen palet samen te stellen om een unieke woonsfeer te creëren. Eenzelfde vertolking aan de buitenkant met afzonderlijke verhalen aan de binnenkant.
B